Veluwsche Santerkloaskeerl
Op de Noorder-Veluwe, in de dorpen Doornspijk, Wessinge" en Nunspeet, leeft nog iets voort van den midwinter vruchtbaarheidsgebruiken in de merkwaardige geschenken, die de Santerkloas daar brengt. Ge moet al weer dezen Veluwschen Santerkloas niet getabberd en gemijterd voorstellen als een waardige bisschopsfiguur. Laat ik u hem voorstellen met de woorden van een geboren en getogen Wessinger boer —Gait Mulder is zijn naam — die Sinterklaas mij als volgt beschreef: „Veur boord had hij groote wissen vlas an de bek eplakt, een heele ouwe, greune van ouwerdom en verdeukte hooge hoed op, soms een brille op, groote waanten an de haanen, en een matzak onder den naarm. Bie wieze van stok hat hij een korte deele-bezem onder den naarm. Een heele ouwe jas (die meestal van een bevriende „meister" eleend warren) en klompleersen an. 't Was wel geen waordige uutbeeldinge van de goeie Sint, veural as hij ook nog achter onder de jas uut een start had van uutgereefeld touw en hum bovendien zwart emaakt had mit potsmet." Bij de uitrusting van Sinterklaas behoorde altijd een rammelende peerdenbongel en meestal een mand vol echte dampende „peerdeviegen, zoo warm oet den oven", waarmee hij verschillende buiten gezette klompen „zegende". Het is ook van beteekenis, dat deze Sinterklaas zich met „potsmet" d.i. met roetenketelaanslag het gezicht heeft zwart gemaakt, zoödat we hier een zoogenaamde zwarte klaas zien optreden, waarvan ook in 17de eeuwsche stukken herhaaldelijk melding wordt gemaakt. Gait Mulder vertelde mij verder, dat soms meer dan één Sinterklaas optrad, ook wel gekleed met „wlevegoed". Eens heeft zijn eigen broer met „een tipmutse op, een rok an en een tabakswisse achter de kiewen" voor vrouwelijke Sinterklaas gespeeld. Hij had er de harmonica bij voor de muziek. Trouwens de Wessinger Sinterklaas had het op de vrouwen altijd zeer ernstig voorzien en waar hij ook maar een „deeren" zag, trachtte hij die te omhelzen. Gelukte dat niet, dan gooide hij den bezem achterna. Dit optreden van den ouden Santerklaös leeft nog voort in het Veluwsch gezegde, wanneer de meisjes wat erg druk hun mondwerk roerden: „Stille maar deerntje, ie bint vergeten, datdeSanterklaóskeerl jemet de bessem egooid hef."