Koekplanken

Koekprenten

Speculaasjes, in grote en kleine maten, werden eeuwenlang met behulp van koekplanken of ‘prenten’, zoals ze in vakjargon heten, vervaardigd. Vermoedelijk werden de eerste prenten al in de Middeleeuwen gesneden. De oudst bekende plank in Nederland dateert echter van omstreeks 1600. Het snijden van koekprenten is een vorm van volkskunst die zijn bloeiperiode kende in de 17e en 18e eeuw maar helaas verdwenen onder invloed van modernisering en mechanisering.

Koekplanken - Gespot in een museum

Oorsprong

De oorsprong van het woord ‘speculaas’ is waarschijnlijkheid wel te danken aan de koekplank. Het is aannemelijk dat het woord afkomstig is van het Latijnse ‘speculum’ wat spiegelbeeld betekent. De speculaasvorm is daarmee niet alleen een afbeelding van de prent maar vooral ook een afbeelding van de alledaagse werkelijkheid. Ze werden gesneden uit vruchtbomenhout of door de bakker zelf, òf door schrijnwerkers, rondreizende marskramers en een ieder die het houtbewerken in de vingers had. Zo verdienden zij een centje bij maar er waren her en der ook professionele snijders. Zo vinden we in het gemeentearchief van Amsterdam anno 1626 een vermelding van ene Jan Jansz. van beroep vormsnijder. Als voorbeelden voor de afbeeldingen werden o.a. de bekende centsprenten gebruikt. Een goede vormsnijder beschikte ook over eigen modellenboeken. Er waren kleine planken met meerdere afbeeldingen, de zogeheten rijtjesplanken die ook voor suikerwerk werden gebruikt. Deze vond men voornamelijk in de gewone broodbakkerswinkels als gereedschap. Volgens gilde - voorschriften mochten de echt grote prenten alleen gebruikt worden door de koek - en banketbakkers. Toen na de Franse Tijd in 1796 de gilden werden opgeheven verdween dit onderscheid.

Koekplanken - Collega verzamelaars

Foto's 2 t/m 11: Verzamelaars A, B en C

Bonte parade van koekplanken

In een tijd waarin kranten en nieuwsbladen geen gemeengoed waren gaven koekprenten een beeld van ontwikkelingen op politiek, technisch en religieus gebied. De eerste zeilschepen, raderboten en stoomlocomotieven werden in hout vastgelegd maar ook de wapens waarmee ‘onze jongens’ ter land of ter zee te strijde trokken. Scènes uit het dagelijks leven waren uitermate populair, variërend van molens en bloemenmanden tot ruiters te paard, de slacht, koeien, varkens, katten en honden, vrouwen aan het spinnewiel en ga zo maar door. Een bonte parade aan afbeeldingen met daarin vaak symbolische verwijzingen, soms met een erotische lading. Denk alleen al aan de prent met daarop een vrouw op een ladder appels plukkend uit een boom. Onderaan de ladder staat een man met als bijschrift ‘sij is rijp’. Ook illustraties van jagers, vissers en schoorsteenvegers kenden seksuele connotaties.

Meer onschuldige verwijzingen waren o.a. het hert als symbool voor een gezond en lang leven, de hond als bewijs van trouw, de leeuw als teken van waakzaamheid. Een bloem of een vogel was een vrouwelijk symbool bij uitstek.

Overige koekplanken

Bron foto's: www.marktplaats.nl

Sint Nicolaasoproer

Meer onschuldige verwijzingen waren o.a. het hert als symbool voor een gezond en lang leven, de hond als bewijs van trouw, de leeuw als teken van waakzaamheid. Een bloem of een vogel was een vrouwelijk symbool bij uitstek. Heiligen als Sint Nicolaas werden tot de Reformatie veelvuldig gebakken als speculaasprent. Het verbod door de protestantse overheid echter om nog langer rooms katholieke heiligen af te beelden, ook al was het maar in koekvorm, was echter zeer tegen het zere been van het volk. Het leidde in Amsterdam zelfs tot een heus Sint Nicolaasoproer omdat de geliefde Sinterklaasmarkten van overheidswege moesten worden gestaakt. Het volk won, Sint Nicolaas overleefde de Beeldenstorm in koekvorm en de Sinterklaasmarkten bleven nog tot ver in de 19e eeuw een bekende en gewaardeerde uitgaansmogelijkheid.

Sinterklaas als huwelijksmakelaar

En als we het dan toch over volkscultuur hebben mogen we ook zeker niet voorbijgaan aan de Verguldavondjes zoals o.a. beschreven in het boek De Camera Obscura van Hildebrand, oftewel Nicolaas Beets. Vrijers, diligences, zeilschepen etc. werden op deze genoeg’lijke avonden fraai beplakt met bladgoud (met behulp van een penseel of een konijnenstaartje), aangevuld met nootjes, rozijnen, suikerglazuur en fondant. Deze traditie was ook bekend in Engeland, Zweden en Duitsland maar stierf uit toen duidelijk werd dat het eten van bladgoud bepaald niet bevorderlijk was voor de gezondheid. Daarmee komen we op een ander onderwerp nl. de ontwikkeling van het speculaasje van een suikerkoekje tot een boterkoekje. In vroeger eeuwen was het vooral van belang dat de tekening van de prent duidelijk te zien was in de koekjes. Om dit te waarborgen ging er aanzienlijk meer suiker door het deeg dan nu het geval is. Dit gaf een prachtige tekening in de gebakken koek maar deze was hard en paste waarschijnlijk niet bij onze huidige smaak. Met de komst van de eerste speculaasmachines was er behoefte aan een deeg met meer vet, niet alleen uit oogpunt van veranderde smaakopvattingen. Dit was ook nodig om het deeg gemakkelijker te kunnen lossen uit de machine. Tijdens het bakken van dit deeg vloeide de voorstelling uit en verdween het belang dat men aan de voorstellingen had gehecht.

Bron teksten: www.bakerijwiki.nl